(naar: Marynissen 2011a: 335)
Een omvangrijke groep Nederlandse familienamen gaat terug op een plaatsnaam. Wanneer die plaatsnaam een kleinere entiteit aanduidde, ontstonden familienamen als Van Acker, Verheijen, Vermeulen, Van de Ven, Van den Bos, Ten Berge, Van Dale, Daelemans.
We noemen dit type namen woonplaatsnamen: ze geven aan waar iemand woonde: in de nabijheid van een akker of hei, bij een molen of een ven, bij een bos, op een berg of in een dal. De in de familienaam genoemde plaatsnaam kan meestal niet exact worden gelokaliseerd, maar was algemeen verspreid, waardoor doorgaans veel mensen een dergelijke familienaam delen.
Woonplaatsnamen gaan enerzijds terug op soortnamen die kenmerken van het landschap benoemen, zoals berg, veen, bos, linde, broek, haag, heide, beek, vliet, akker, veld; anderzijds verwijzen ze naar bouwwerken die door mensen gemaakt zijn, zoals dijk, molen, poort, hoeve, straat, kruis, hek. Ze hebben doorgaans een groot aantal schrijf- en vormvarianten. Ook dat verklaart waarom ze zo talrijk zijn.
De ongemarkeerde manier om van een woonplaatsnaam een familienaam te vormen, is voorvoeging van het voorzetsel van, al dan niet gevolgd door een geflecteerd lidwoord: de/den/der, bijv. Van de Velde, Van der Linden, Vandeplas, Vandepoel, Van den Bos, Van den Berg, Van Acker.
Van + der kon worden samengetrokken tot ver, waardoor de namen Vermeulen, Verschuren, Verhagen ontstonden naast Van der Meulen, Vanderschueren, Van der Hagen.
Het lidwoord kon vóór een vocaal of vóór h, t, d, b wegvallen, vandaar Van Hende, Van Daele, Van Bogaert naast Van den Hende, Van den Daele, Van den Bogaert.
Namen die met Van beginnen, kunnen in het hele taalgebied voorkomen, zoals bijvoorbeeld voor een zeer frequente naam als Van den Berg en varianten het geval is. In de Lage Landen bij de zee volstond kennelijk de kleinste verhevenheid in het landschap om ‘berg’ genoemd te worden.
Het toponiem kan ook voorafgegaan worden door een ander voorzetsel dan van, bijv. Ten Hove, Op de Beeck, Uyterhoeven, Indeherberge, Aendenboom.
Woonplaatsnamen kunnen ook zonder voorzetsel en lidwoord gevormd worden, hetzij als nevengeschikte nominatief, bijv. Boogaart, Berg, hetzij als genitiefvorm, bijv. Bogaerts, Bergs.
Geografisch tekent er zich bij dit type doorgaans een tegenstelling af tussen het zuidoosten van het taalgebied, waar -s-vormen oorspronkelijk zijn en de rest van het taalgebied, waar nominatiefvormen verspreid zijn. Het geografische contrast tussen het nominatief- en het genitiefgebied manifesteert zich op vergelijkbare wijze bij de andere lexicale naamcategorieën: de patroniemen, bijv. Rombout/Rombouts, Albrecht/Albrechts (zie Algemeen: de structuur van patroniemen), de beroepsnamen, bijv. Kuiper/Kuipers (zie Algemeen: de structuur van beroepsnamen), de eigenschaps- en diernamen, bijv. Jong/Jongen, Snoek/Snoeckx (zie Algemeen: de structuur van eigenschaps- en diernamen).
Woonplaatsnamen konden ook tot stand komen door toevoeging van een suffix. De frequentste zijn -man en varianten, bijv. Bosman(s), Venema, Bergsma; -aert, bijv. Bekaert, Broekaert, -ing en varianten, bijv. Hoving, Wisselink, Huizinga; -stra, bijv. Dijkstra, Terpstra.
Ann Marynissen