Algemeen: de structuur van patroniemen #
(naar: Marynissen 2011a: 325)
Patroniemen bestaan uit de voornaam van de vader, waaraan eventueel een uitgang of een achtervoegsel is toegevoegd, bijv. de familienamen David, Hendriks, Jacobs, Claes, Maes, Gielen, Willemse, Derksen, Florizoone. Ze duiden de afstammingsrelatie aan. Veel patroniemen zijn hoogfrequent: ze zijn gevormd met voornamen die ten tijde van de familienaamvorming bijzonder gebruikelijk waren, zoals Johannes, Petrus, Jacob, Hendrik, Willem, Merten/Marten, Nicolaas, Thomas.
De Nederlandse en Vlaamse patroniemen zijn op verschillende manieren gevormd.
Sommige bevatten geen achtervoegsel of uitgang: de familienaam is dan gelijk aan de voornaam, bijv. Willem, Rombout, Lambrecht, Geeraert.
Het merendeel van de patroniemen heeft echter een uitgang of een suffix gekregen. Vele namen eindigen op een –s, de uitgang van de sterke genitief, bijv. Peeters, Janssens, Willems, Wouters, Hermans, Roelofs, Dierckx. Een kleiner aandeel gaat uit op de zwakke genitiefuitgang –en, bijv. Rutten, Houben, Gielen.
Tal van vadersnamen zijn voorts gevormd met het achtervoegsel –sen, de verzwakte vorm van -sone ‘zoon’, bijv. Willemsen, Derksen, Adriaensen, Janssen. De afgesleten vorm –se verschijnt in namen als Davidse, Pieterse.
Elk naamtype heeft zijn eigen verspreidingsgebied.
Juxtapositieve patroniemen, zonder uitgang of suffix, zijn hoofdzakelijk in het zuidwesten van het taalgebied verspreid. Vooral oude, tweestammige Germaanse voornamen vormen de basis van dit type familienamen, bijv. Huyghebaert, Ringoot, Aelbrecht. Ten oosten van de Schelde/Denderlijn, die in het zuiden de grens tussen het gebied met namen mét en zonder genitiefuitgang vormt, gaan dergelijke namen uit op een –s: Geeraert/Geeraerts, Rombout/Rombouts, Lambrecht/Lambrechts.
Genitiefnamen op –s komen overal in het taalgebied voor. Honderdduizenden Vlamingen en Nederlanders hebben een patroniem op –s als familienaam. De negen frequentste familienamen uit het Belgische inwonersregister (2007) zijn: Peeters, Janssens, Maes, Jacobs, Mertens, Willems, Claes, Goossens, Wouters. Ook in Nederland zijn patroniemen als Peters/Peeters, Hendriks, Jacobs, Willems, Maas, Martens, Smeets, Hermans, Sanders, Evers, Aarts ruim vertegenwoordigd. Namen met de zwakke genitiefuitgang –en, zoals Gielen, Houben, Bollen, Vranken, Rutten, Moonen, zijn typisch voor de beide provincies Limburg.
Familienamen met het achtervoegsel –sen, zoals Hendriksen, Willemsen, Gerritsen, Derksen, zijn in het centrum van het taalgebied verspreid, van aan de kust tot aan de Duitse grens. Ze staan er naast de genitiefpatroniemen Hendriks, Willems, Gerrits, Derks.
Het afgesleten suffix -se is in Zeeland oorspronkelijk, bijv. Bastiaanse, Davidse. Bij frequentere voornamen heeft dit naamtype zich ook noordelijker uitgebreid: Willemse, Hendrikse, Pieterse.
In zijn volle vorm is –sone bewaard in namen als Florizoone, Jansseune, die enkel in een strook langs de Belgische kust oorspronkelijk zijn. Namen als Pietersz, Theunisz, Fredriksz, waarin de spelling van de slotconsonant de herkomst uit -zoon nog weerspiegelt, zijn her en der in Nederland verspreid, het vaakst echter in Holland.
Ann Marynissen