Inhoud

Grammaticale types en hun verspreiding

Familienamen zijn niet alleen lexicaal, maar ook grammaticaal gemotiveerd. Er zijn verschillende mogelijkheden om van een soort- of eigennaam een familienaam te vormen.
De hier opgesomde grammaticale types komen in meerdere lexicale motiefgroepen voor. We illustreren de grammaticale vormgeving van de familienamen waar mogelijk met voorbeelden uit de diverse lexicale groepen.

De globale geografische verspreiding van de grammaticale types in de diverse lexicale motiefgroepen wordt synthetiserend uiteengezet in het hoofdstuk 'Morfologie': zie de algemene beschouwingen over de structuur van elke lexicale groep, die voorafgaat aan de bespreking van individuele naamvarianten uit de deelgroepen.
Zie: Algemeen: de structuur van patroniemen, Algemeen: de structuur van beroepsnamen, Algemeen: de structuur van eigenschaps- en diernamen, Algemeen: de structuur van woonplaatsnamen, Algemeen: de structuur van herkomstnamen

1. Nevenschikking

Er wordt geen familienaamvormend element aan het grondwoord toegevoegd; de familienaam wordt na de voornaam geplaatst.
Enkele voorbeelden van dergelijke juxtapositieve familienamen zijn:

2. Genitivering

De familienaam wordt gevormd door toevoeging van een genitiefuitgang aan het grondwoord:
de uitgang -(e)s (sterke flexie) of -en (zwakke flexie). Ook de Latijnse genitiefuitgang -i komt voor.
Voorbeelden van gegenitiveerde familienamen zijn:

Een subcategorie van het genitieftype vormen familienamen met zowel voorgevoegd als toegevoegd genitiefmorfeem. Bijvoorbeeld:

De voorgevoegde s- is het restant van het lidwoord in de genitief:
Smulders < des mulders, Smeyers < des meiers, Slangen < des langen, Saenen < des haanen

3. Met lidwoord

Een familienaam kan worden gevormd door vóór het grondwoord een lidwoord te plaatsen:
De (nominatief, genus commune), Den (accusatief, genus commune), Het of 't (genus neutrum). Voorbeelden:

4. Suffigering

Een courante manier om familienamen te vormen is suffigering: toevoeging van een suffix aan het grondwoord. De meeste suffixen komen in verschillende lexicale motiefgroepen voor. Alleen het suffix -sen < -sone dient uitsluitend voor de vorming van patroniemen. We illustreren de reeks suffixen zo mogelijk met voorbeelden uit de verschillende lexicale categorieën. Vele suffixnamen kunnen op hun beurt gegenitiveerd worden.

5. Prefigering

Een familienaam kan worden gevormd door een voorzetsel, al dan niet gevolgd door een lidwoord, vóór het grondwoord te plaatsen. Dit grammaticale type kenmerkt de twee groepen geografische namen:
- bij woonplaatsnamen wordt het voorzetsel in vele gevallen gevolgd door een (verbogen) lidwoord, bijv. Van den Berg, Van der Poel, maar ook Van Acker, Van Dale
- bij herkomstnamen volgt de plaatsnaam meteen na het voorzetsel van, bijv. Van Aert, Van Schaik

Met tal van voorzetsels worden woonplaatsnamen gevormd:

6. Samenstelling

Familienamen kunnen ontstaan door met twee (of meer) woorden één nieuw woord te vormen.
Voorbeelden van samengestelde familienamen zijn:

7. Woordgroepen

Familienamen kunnen bestaan uit een reeks woorden die bij elkaar horen, maar geen eenheid vormen.
Voorbeelden:

Ann Marynissen