(naar: Marynissen 2011a: 319)
De moderne familienamen bevatten veel variatie op het gebied van de klanken.
Enkele voorbeelden van verwante naamvormen waarbij de klinker varieert, zijn:
Deze klankvariatie is te verklaren uit de nauwe band tussen dialecten en familienamen. In de eeuwen waarin onze familienamen zijn ontstaan, was er nog geen Nederlandse standaardtaal, maar bestond het Nederlands uit een verzameling dialecten. Bij de familienaamvorming kwamen elementen uit de dialecten in de namen terecht. De soortnaam ‘koster’ bijvoorbeeld had in de dialecten verschillende klankvarianten: koster, kuster, keuster en kuister. In de regio’s waar men koster zei, werd deze klinker op de familienamen overgedragen. In de gebieden waar men in het dialect sprak over een kuster, keuster of kuister, ontstonden de naamvormen Kusters, Ceusters en Cuysters.
De moderne familienamen geven inzicht in de klankstructuur van de vroegere dialecten. Meestal stemmen de klankgrenzen in de moderne dialecten vrij goed overeen met de grenzen van de klinkervariatie bij de overeenkomstige familienamen. Maar ze zijn er niet noodzakelijk een precieze afspiegeling van.
Ten eerste evolueren de familienamen niet meer sinds hun vastlegging in de Franse tijd, ruim 200 jaar geleden. De moderne dialecten daarentegen, mondelinge vormen van taal, hebben zich al die tijd vrij kunnen ontwikkelen. Familienamen zijn versteende, historische taalvormen, die een ouder taalstadium weergeven dan de soortnamen waarmee ze zijn gevormd.
Ten tweede blijkt men, vooral in Nederland, bij het registreren van de familienamen een aantal dialectkenmerken uit de naamvormen te hebben weggewerkt.
Zie ook over dit thema, met hoofdstukken over alle Nederlandse en Vlaamse provincies:
De Tier, Veronique & Ann Marynissen (red.) (2001): Van de streek. De weerspiegeling van dialecten in familienamen. Het dialectenboek 6. Groesbeek: Stichting Nederlandse Dialecten. 416 p.
Ann Marynissen