===== Algemeen: de structuur van eigenschapsnamen ===== (naar: Marynissen 2011a: 331) De groep van de eigenschapsnamen omvat de namen die een opvallend kenmerk van de eerste naamdrager aanduiden. Dergelijke namen kunnen verwijzen naar een lichamelijk kenmerk of een karaktertrek (bijv. //De Lange, De Wilde//), naar de leeftijd (bijv. //De Jong, Den Ouden//), naar een karakteristiek voorwerp of materieel bezit (bijv. //Hoet, Mettepenningen//), incidenteel of permanent gedrag (bijv. //Bloyaert, Vroegop//), naar de plaats of functie binnen de familie (bijv. //Bastaert//) of naar geloof en mentaliteit (bijv. //Drijkoningen//). Ook diernamen als familienamen, bijv. //De Vos, De Leeuw, Zalm//, behoren tot de groep eigenschapsnamen.\\ Eigenschapsnamen kunnen op dezelfde manieren als de beroepsnamen worden gevormd: nevenschikking na de voornaam (bijv. //Maarten Klein, Arie Haan//), voorvoeging van het lidwoord //de// (bijv. //De Rooij, De Pauw//) of de accusatiefvorm //den// (bijv. //Den Uyl, Den Braven//), genitivering met de uitgangen //–s// (sterke flexie) of //-en// (zwakke flexie) (bijv. //Snoeks, Jongen//), in een aantal gevallen gecombineerd met een voorgevoegde genitief//-s// (bijv. //Slangen// < ‘des langen’, //Switten// < ‘des witten’, //Salden// < ‘des alden’, //Saenen// < ‘des haanen’).\\ De geografische verdeling van deze types stemt grotendeels overeen met de verdeling bij de meerlettergrepige beroepsnamen: zie [[morf-beroep|Algemeen: de structuur van beroepsnamen]]. Een zuidoostelijk gebied met genitiefvormen (//Witten, Switten, Snoeckx//) contrasteert met een groot nominatiefgebied in het noorden en het westen (//De Wit, Snoek//).\\ Er is echter een belangrijk verschil tussen beide groepen: in tegenstelling tot de beroepsnamen hebben eenlettergrepige eigenschapsnamen in het nominatiefgebied in de regel een lidwoord bij zich: //De Lange, De Bruin//. Alleen in het noordwesten van het taalgebied, in de dichtbevolkte Randstad, tekent er zich een menggebied af, waarin vormen mét en zonder lidwoord naast elkaar staan: //De Jong/Jong//, //De Rooij/Rooij//. Het gebied met vormen zonder lidwoord (//Jong, Groot, Lang//) is bij de eigenschapsnamen heel wat minder omvangrijk dan bij de beroepsnamen.\\ Of beroeps- en eigenschapsnamen een lidwoord hebben, hangt samen met het aantal lettergrepen van het grondwoord. Bij eenlettergrepige namen is het lidwoord goed vertegenwoordigd (//De Lang, De Graaf//), bij meerlettergrepige namen is dat minder het geval (//Donker, Bakker//). Bij een tweelettergrepig adjectief als 'donker' bestaat precies dezelfde driedeling als bij de beroepsnamen. In de zuidelijke helft van het taalgebied is er een oost-west-tegenstelling tussen de namen //Donkers// en //De Doncker//. In het noorden domineert de lidwoordloze nominatiefvorm //Donker//.\\ Net zoals de beroepsnamen zijn eigenschapsnamen met het lidwoord in de accusatief in het Rivierengebied oorspronkelijk. De vorm //den// verschijnt enkel als het grondwoord met een klinker of met //h, b, t, d// of //r// begint, bijv. //Den Breejen, Den Besten, Den Braven, Den Ouden, Den Uyl, Den Dunnen, Den Dikken//. De naam //Den Dunnen// is frequenter dan //Den Dikken//. Kennelijk waren er meer dunne dan dikke Nederlanders ...\\ De meeste eigenschapsnamen met voorgevoegde genitief//–s//, als relict van het verbogen lidwoord, komen voor in Oost-Brabant en westelijk Limburg. De begin//-s// bleef enkel vóór de medeklinkers //m, p, w, l, g// en vóór een klinker behouden, bijv. //Switten, Schrooten, Schrauwen, Slangen, Swijsen, Salden/Sauwens, Schroyen, Schroven//. ==== Kaart ==== {{::namenatlas_eigfn_300.png?direct&600|}} Kartering: Chris De Wulf, naar Marynissen 2011a: 6.14 ===== Algemeen: de structuur van diernamen ===== (naar: Marynissen 2011a: 333) Diernamen kunnen op dezelfde manier als de beroepsnamen en de overige eigenschapsnamen familienamen worden. Vergelijk: [[morf-beroep|Algemeen: de structuur van beroepsnamen]].\\ Zonder toevoeging van enig ander element is de soortnaam van het dier familienaam geworden, bijv. //Haan, Wolf, Kieviet, Konijn, Kikkert, Baars, Schol, Spin; Snoeck, Harinck, Steur, Nachtegaele, Mussche, Muys, Vincke, Valcke//.\\ Aan de diernaam kan een lidwoord voorafgaan, bijv. //De Leeuw, De Puyt, Dhondt, D’Haen, T’Hoen, Den Uyl, Den Arend//. Het lidwoord kan de vorm //de// (nominatief) of //den// (accusatief) hebben , maar het kan ook versmolten zijn met het grondwoord tot //d’// of //t’//. Versmelting van //de// met de diernaam levert familienamen op als //D’Haese/////Dhaese//, //D’Haen(e)/////Dhaen(e)//, //D’Hondt/////Dhondt//, die in westelijk Vlaanderen verspreid zijn. Het onzijdig lidwoord //het// kan zowel in het westen van Vlaanderen als van Nederland versmolten zijn met de diernaam: //’t Hoen// of een andere eigenschapsnaam: //’t Hart, ’t Hooft, ’t Jonck//. Of diernamen al of niet een voorafgaand lidwoord hebben, verschilt van naam tot naam.\\ In het zuidoostelijke genitiefgebied hebben de diernamen de genitiefuitgang //-s// of //–en// gekregen, bijv. //Valckx, Spierings, Vliegen, Haesen, Kraanen//, eventueel in combinatie met een genitiefaanloop, bijv. //Swolfs// (< ‘des wolfs’), //Saenen// (< ‘des hanen’), //Spauwen// (< ‘des pauwen’).\\ In tegenstelling tot beroeps- en andere eigenschapsnamen komt bij de diernamen vrij vaak het type met voorzetsel en verbogen lidwoord voor, bijv. //Van der Valk, Van den Arend, Van der Snoek, Van der Steur, Van der Zalm, Van der Kraan, Van der Zwa(a)n//. Familienamen die op plaatsnamen teruggaan, zijn standaard op deze manier opgebouwd, bijv. //Van de Velde, Vandenberg, Van den Bosch//. Het bestaan van het type met voorzetsel bij de diernamen bevestigt de stelling dat een gedeelte van de diernamen teruggaat op huis- en herbergnamen. Diernamen met //Van der/////Van den// komen vooral in Zuid-Holland voor.\\ Diernamen kunnen ook met suffixen zijn gevormd, bijv. //Haanstra, Haantjes, Haringa, Haringsma, Swanink, Steursma//. Deze namen hebben doorgaans een geringe frequentie; dat geldt bijv. voor //Zwanink, Leeuwinga, Vissink, Wolfing, Zalmstra, Steursma, Katsma, Schapink, Baarsma//.\\ Niet alle familienamen die ogenschijnlijk een diernaam bevatten, gaan overigens terug op een diernaam. De Vlaamse familienaam //Calcoen// bijvoorbeeld is geen diernaam, maar een beroepsnaam voor een hoefsmid.\\ Zie ook: Marynissen, Ann (1999). Den Uyl, Snoeckx, De Leeuw, Haan, Kikkert en varianten: over benamingen van dieren in de Nederlandse familienamen. In: De Tier, V./ Reker S. (red.). Het dialectenboek 5. In vergelijking met dieren. Intensiverend taalgebruik volgens de SND-krantenenquête 1998. Groesbeek: Stichting Nederlandse Dialecten, 11-35. http://kups.ub.uni-koeln.de/id/eprint/10084 Ann Marynissen